Dit prentenboek is een pleidooi voor de fantasie. Het jongetje Leo schept nogal op over zijn gloednieuwe fiets, maar Kenny is niet onder de indruk: hij heeft een kartonnen doos, die, als de omstandigheden daarom vragen, verandert in een supersnelle auto, een mand op de rug van een olifant, een veilige hut om te schuilen of het mandje van een luchtballon. En welke geweldige zaken van zijn vader Leo er ook tegenover zet, Kenny - en al snel ook de rest van de kinderen - heeft toch het liefst zijn doos om mee te spelen. Bovendien gunt hij de nogal onuitstaanbare Leo zijn plek in de doos. De tekst staat gedrukt in de illustraties, die steeds twee pagina's beslaan. Er is gebruikgemaakt van verschillende lettertypen, onder meer een soms lastig te lezen letter die van een ouderwetse typemachine met dichtgelopen lint afkomstig lijkt. De illustraties zijn kleurrijke foto's van scènes uit het verhaal, met figuurtjes van plasticine, maar waarin ook stof, papier, klei en andere materialen zijn gebruikt. Een boek met een duidelijke boodschap, modern uitgevoerd, dat de fantasie prikkelt en vraagt om nagespeeld te worden. Debuut van een Vlaamse illustrator die in 2010 een van de genomineerden was voor de Key Colours illustratorenwedstrijd. Vanaf ca. 4 jaar. Vertaling van 'Wat doet Kobe in die doos?', 2011-46-5821 (2012/23).