Rond 1900 komt Bertha Truitt uit de lucht vallen op het kerkhof van Salford, onder de rook van Boston. Ze trouwt met haar redder, de zwarte dokter Leviticus Sprague. Hij bouwt een prachtig huis voor haar, zij richt een bowlingbaan op, waar ook vrouwen mogen komen, zonder gordijn ertussen. Ze neemt allerlei vreemde vogels aan om er te werken. De roman volgt de gebeurtenissen rondom de bowlingbaan en de familie van Bertha tot ver in de twintigste eeuw. Er vinden buitenissige gebeurtenissen plaats: iemand sterft door zelfontbranding, iemand komt om als een strooptank van een suikerwarenfabriek ontploft, iemand bevalt van een kind terwijl ze vastzit in het trapgat. Het is een verhaal over familiemythes en hoe die zich door de generaties heen wijd vertakken, ook buiten de bloedbanden om. Het is prachtig geschreven, veelomvattend als een boek van John Irving, vol humor en taalvondsten, en alle personages gaan je aan het hart, terwijl ze omvallen als kegels. Het is na 18 jaar McCrackens (1966) derde roman.