Dit al vòòr publicatie bekroonde romandebuut van de Zwitserse schrijfster, illustrator en online-producente (1978, Winterthur) is een heerlijk weglezende maatschappelijke satire rond de vraag wat er tegenwoordig nog echt toe doet. De nogal dromerige 27-jarige Halina vertelt haar observaties, dromen, fantasieën en belevenissen als buitenstaander in Zürich tijdens een loeihete zomer. Ze is vastgelopen met haar studie geschiedenis en werkt tijdelijk in een boeken- en tijdschriftenkiosk op het vliegveld. Net als haar vriendin Nada is ze een immigrantenkind (de andere vriend is homoseksueel) en zo is haar perspectief nogal 'onpassend'. Dat giet ze in een laconiek-trefzekere stijl, waarmee ze zowel de moderne consumptiemaatschappij fileert (vooral via de klanten in haar kiosk) als conservatieve reflexen (vooral bij mannen, zoals bij haar nieuwe vriendje Elias, bij nader inzien een betweterige 'Prinzipenreiter'), het holle narcisme van de alternatieve (kunst)scene, waarbij ze zichzelf ook niet spaart. De 'echte' memoires van haar Poolse grootvader op het eind vormen een contrapunt.