Roman over een zeer disfunctionele familie joodse immigranten in Brooklyn, New York, in het begin van de 20ste eeuw. Hoofdpersoon is de jongste dochter, Thelma, die door haar zus en moeder wordt gehaat, maar liefde vindt bij haar twee jongere broers; de vader is dood en de moeder is volstrekt nutteloos. Eén broer wordt succesvol in de misdaad, de oudere zuster tiranniseert iedereen, ook haar man en stiefvader. Thelma trouwt, maar ook daar gaat het mis door een volledig gebrek aan liefde in de familie van haar man. Er zijn weinig aantrekkelijk personages en de ervaren schrijfster vervalt ook in herhaling: al maar meer uitzichtloze ellende. Hier en daar zijn er passages met humor, een lichtpuntje is de vrolijke Italiaanse familie waar Thelma onderdak vindt en er is een sprankje hoop voor haar zoontje: hij heeft misschien een toekomst als zijn moeder van hem kan houden. Misschien erg realistisch, maar niet opbeurend. Vrij veel onvertaalde Jiddische woorden. De kritieken zijn bijna allemaal lovend.