Voordrachten die Rudolf Steiner in 1922-1924 hield op verzoek van de bouwvakarbeiders van het Eerste Goetheanum. Hij bespreekt tot in detail hoe de Aarde ooit vanuit een ijle kosmische levensvorm stap-voor-stap onder invloed van geestelijke krachten tot verdichting kwam. Zoals een oester haar schelp vormt of de mens zijn skelet. Altijd ontstaat het dode als uitscheiding vanuit het levende. De mens ontstaat evolutionair niet uit lagere organismen en vervolgens steeds complexere diersoorten. In nog vergeestelijkte vorm is de mens er als eerste en hij omkleedt zich pas met materie als de Aarde daartoe voldoende is omgevormd. De apen daalden al eerder af en bleven daardoor nog onvolmaakte mensen. Zijn beeldend en vaak humoristisch taalgebruik sluit aan bij de belevingswereld van zijn toenmalige gehoor. De onderwerpen werden ook allemaal door hen aangedragen. Met een voorwoord van Joop van Dam en een bijlage in kleur met de bordtekeningen die Steiner bij zijn voordrachten maakte.