Het leek wel een droom. Samen weg uit de stad en in een dorp gaan wonen. Een kind krijgen. Maar er komt niets van terecht. Al op de eerste tien bladzijden hangt de toekomstige mislukking in de lucht. Timon, hun zoontje is anders dan andere kinderen. Vaak onhandelbaar, doet onverwachte en onbegrijpelijke dingen, zoals de paddenstoelen uit de plantenbak eten. Op school slaat hij zijn klasgenootjes om onverklaarbare redenen. Timon houdt van dieren, maar met zijn grote fantasie en zijn onberekenbaarheid doet hij ook gruwelijke dingen. Al vrij snel gaat zijn vader terug naar de stad en moeder Antonia moet Timon nu alleen opvoeden. Dat kan ze niet aan. Haar moeder die ook in het dorp woont, kan nog enigszins met hem overweg. Evenals de dorpspostbode, een vroegere leraar die een geheim met zich meedraagt. Timon, in zijn eenzaamheid, raakt steeds meer van iedereen vervreemd. Hoewel een droevig verhaal is het een interessant boek met eigentijdse thema's, zoals scheiding, een onbegrepen kind, geheimen en langs elkaar heen leven. Het debuut van een jonge Zwitserse schrijfster (1981), die haar loopbaan in het basisonderwijs begon, later Duitse letterkunde en geschiedenis studeerde.