In 1949 woont Julia met haar vijf zusjes op het Brabantse platteland bij haar oma. Ze zijn erg arm, lijden honger en hun vader en moeder ontbreken. Momo, de oma van de meisjes, blijft naarstig zoeken naar haar zoon. Zo gaat ze steeds hoopvol naar het Rode Kruis om nieuws te krijgen en ontvangt ze brieven, waardoor de lezers van dit boek meer te weten komen over de familiegeschiedenis. Julia's moeder is overleden, vader is in de oorlog gebleven en nooit teruggekeerd en het gezin is geëvacueerd vanuit Zeeland. Gelukkig kan Julia, de oudste, het heel goed vinden met oma en is er een paard aan komen lopen: Bajaar (het ros Beiaard, uit De Heemskinderen). Met dit paard zwerft Julia rond in de omgeving, ontmoet uiteindelijk Antonie, wordt verliefd en durft voorzichtig na te denken over een nieuw en ander leven. Een verstild, poëtisch en mooi geschreven boek. De verhaallijn is niet direct; veel blijft onuitgesproken, is symbolisch of moet je tussen de regels door lezen. Wel veel emotionele lading, zowel in de relatie tussen Julia, oma en de zusjes, als de diep gevoelde liefde voor een paard. Vanaf ca. 12 jaar.