Een persoonlijk relaas over ontvoering en familierelaties. Op vierjarige leeftijd worden Bo Hanna en zijn broers ontvoerd door hun vader vanuit Stockholm naar Caïro, en later naar Nederland. Hun vader beweert dat hun moeder is overleden. Als tiener begint Bo te twijfelen aan zijn de bedoelingen van zijn vader, die voor de buitenwereld een aimabele man is maar zich binnenshuis behoorlijk onberekenbaar gedraagt. Wanneer hun moeder niet dood blijkt te zijn en plotseling in hun leven verschijnt, behandelt hun vader haar als zondebok. Twintig jaar na de ontvoering vraagt Bo zich af wat er echt gebeurd is en hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. Helder en verhalend geschreven.
Bo Hanna studeerde taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam met een specialisatie in Frans en Midden-Oostenstudies. Hij publiceerde als onafhankelijk journalist in onder meer Vice, de Volkskrant, De Morgen en NRC. In zijn werk staan kinder- en mensenrechtenkwesties centraal.