In deze debuutroman is een naamloze zwarte vrouw aan het woord. Ze komt uit Jamaica en werkt in Londen bij een bank en woont in een mooi appartement. Vanuit een arbeidersmilieu heeft zij zich na de universiteit van Cambridge opgewerkt naar een toppositie, van waaruit ze promotie zal maken. Ze staat op het punt om te trouwen met haar witte vriend uit een oude Engelse familie die vroeger fortuin heeft gemaakt door middel van de slavenhandel. Ze gaan het weekend bij zijn ouders doorbrengen om elkaar beter te leren kennen, maar ze voelt zich moe en ziek. In de uren voor dit bezoek kijkt ze terug op de opofferingen die ze zich heeft moeten getroosten om zo ver te komen en of het allemaal wel de moeite waard is geweest. Ze moet nog altijd strijden tegen vooroordelen, discriminatie, vrouwenhaat, hypocrisie; heel subtiel of juist rechtstreeks. Ze heeft altijd gedaan wat er van haar verwacht werd, maar daardoor is ze de regie over haar eigen leven kwijtgeraakt. In korte fragmenten wisselt ze het verleden met het heden af om een besluit te nemen dat de rest van haar leven zal beïnvloeden. Fragmentarisch boek waarin de subtiliteit van discriminatie op intelligente en scherpe wijze is verwoord.