Dit is een verhaal van een groep mensen die een fictieve berg Rum Doodle in het fictieve land Yogistan willen beklimmen. Het is bedoeld als parodie op verslagen van echte bergklimexpedities zoals ‘Annapurna’ (Maurice Herzog, 1951). De groep bestaat uit een vertaler die veel communicatieproblemen blijkt te hebben, een arts die steeds ziek wordt, een navigator die de juiste weg nooit kan vinden, een sterke man die hoogteziekte heeft en een wetenschapper die verschillende rare overtuigingen heeft. Ze worden begeleid door lokale dragers en een kok die niet kan koken. Het wordt verteld in de eerste persoon door het hoofd van de expeditie die de luiheid en gekibbel van zijn team met geduld en loyaliteit observeert. Het verhaal bevat droge, subtiele humor maar is soms een beetje traag. Qua stijl wordt het vaak vergeleken met 'The diary of a nobody' geschreven door Weedon Grossmith (1892). Het boek is voorzien van een uitgebreide introductie door Bill Bryson, auteur van ‘Een kleine geschiedenis van bijna alles’. Wordt sinds 1956 regelmatig opnieuw uitgegeven.