Het verhaal van een berg die door het graven naar waardevolle stenen (titel!), intussen zo uitgehold is dat hij op instorten staat. De uitgebuite natuur, die een tijdlang voor relatieve welvaart heeft gezorgd, betekent nu voor het stadje aan de voet van de berg en haar inwoners een enorm gevaar. Velen zijn al vertrokken en de provinciale regering probeert de inwoners naar het haast verlaten centrum te laten verhuizen en stuurt speciaal daarvoor een ambtenaar. De jonge Oostenrijkse schrijfster M. Gamillscheg (1992) verweeft op indringende wijze de lotgevallen van individuen met de geschiedenis van de bergbouw. Zij vertelt geen verhaal in traditionele zin, maar ontwerpt een soort zedenschets van een verdwijnende wereld. Ook het taalgebruik is anders: met weinig woorden en in korte zinnen schetst zij een levendig beeld van de protagonisten en de plaats op een haast expressionistische manier. Geen makkelijk lezende roman, maar van hoge literaire en inhoudelijke kwaliteit en daarom zeer aan te bevelen.