Kern van deze ontwikkelingsroman is de levensloop van twee schoolvrienden uit twee verschillende milieus in Rostock. De hoofdpersoon en Ik-verteller is Thomas die rechten gaat studeren en promoveert. Daniel is de zoon van een alleenstaande moeder en leert voor kok. Beiden vertrekken in 1992 naar Berlijn waar ze het uitbundige leven in de grote stad omarmen. Uiteindelijk verliezen ze elkaar jarenlang uit het oog. Thomas promoveert, heeft een advocatenpraktijk, samen met zijn vrouw een tweeling en leidt een luxe leven. Daniel komt terecht in bedenkelijke zaken op de kunstmarkt, gebruikt drugs en vertrekt naar Frankrijk waar hij een restaurant drijft. In flashbacks van Thomas speelt zich hun geschiedenis af tegen het tijdsbeeld van de jaren '80 in Oost-Duitsland, het Berlijn van na de 'Wende' en in de huidige situatie als ze 50 jaar zijn en elkaar weer treffen. Wie van hen heeft het goed gedaan? De schrijfstijl is licht en met droge humor. De auteur (1968) woont in Berlijn en studeerde Medicijnen, Germanistiek en Filosofie.