Annemie Deckmyn, geboren in 1955 in Gent, won poëziewedstrijden en werd in bloemlezingen opgenomen. Dit is haar debuutbundel, die bestaat uit 44 gedichten, onderverdeeld in zeven afdelingen, elk voorzien van een motto, onder anderen van Sartre, Gibran, Goethe en Nietzsche. Titels van de afdelingen: Wij, Ik, Weerhaken, Nog even respijt, Kleine vuisten, Vader en moeder, Vier elementen. Deckmyn schrijft toegankelijke poëzie: 'over de kunst om op een goede plek / je zandkasteel te bouwen / bestaat geen handleiding'. Haar gedichten zijn titelloos en zonder kapitalen: 'alles gebeurt onderweg. / de prins van toen, een jutter, / vindt mij na de storm, / draagt me naar huis.' De bundel mist hier en daar verrassing, spanning, maar bevat zeker ook mooie, nuchtere constateringen als: 'een moeder hebben die vaak zegt / niet lang te zullen leven, / blijkt niet van haar woord / dat valt behoorlijk tegen.'