Boeiende, detailrijke psychologische familieroman en actuele parabel met thema’s als de kloof tussen plicht en ideaal, schuld en verlies, van de bekroonde Indiase schrijfster (1967). Hierin kijkt de zestiger Myshkin, een tuinder, terug op zijn getraumatiseerde jeugd, waar zijn moeder Gayatri in de jaren ‘30 van de vorige eeuw de familie naar Bali ontvlucht met de schilder en muzikant Walter Spies (1895-1942) en de Engelse dansonderzoekster Beryl de Zoete (1879-1962). In het begindeel kijkt de verteller terug op zijn moeders ongewoon vrije jeugd, waarin ze veel met haar vader rondreist. Als die sterft, wordt ze als 17-jarige uitgehuwelijkt aan een oudere anti-Britse nationalist die haar passies maar triviaal vindt en die op een bepaald ogenblik zelf enige tijd verdwijnt en met een nieuwe vrouw en kind thuiskomt. Het vervolg bevat Myshkins zoektocht naar het waarom achter zijn moeders daad, vol woede, rouw en verlangen naar haar terugkeer. Het slotdeel bevat Gayatri’s ontroerende brieven vanuit Nederlands-Indië aan een boezemvriendin, waarin WO II een centrale rol speelt. Shortlist International Dublin Literary Award 2020.