Priscilla (20), dochter van een Romeinse generaal, gaat wekelijks naar de synagoge omdat ze de God van de Joden aanbidt. Daar leert ze Aquila kennen, een Joodse jongeman die door zijn vader is verstoten omdat hij christen is geworden. Ook Priscilla leert Yeshua kennen en wanneer ze met Aquila getrouwd is, worden zij samen de steunpilaren van de christelijke gemeente die bij hen thuis samenkomt. In de eerste eeuw van onze jaartelling is het leven voor de eerste christenen stormachtig. De keizer verbant alle Joden uit Rome, waardoor ze in Korinthe terechtkomen, daar de apostel Paulus leren kennen en na een paar jaar met hem meereizen naar Efeze. Duidelijk komt naar voren hoe het geloof in de praktijk werd gebracht, hoe groot Gods genade is en dat in de vroege kerk een vrouw als Priscilla een rol van betekenis speelde. Het verhaal komt tot leven en blijft tegelijkertijd dicht bij de bron. Achtste Bijbelshistorische roman van de auteur. Een aanrader voor protestants-christelijke lezers.