Autobiografisch getint verhaal over een vrouw die de spullen van haar net overleden moeder uitzoekt met wie ze een ongemakkelijke verhouding had. Tijdens het opruimen vindt ze ook haar eigen jeugddagboek terug en vanaf daar gaat het verhaal verder in de eerste persoon en terug in de tijd. Vanuit het perspectief van een kind beschrijft de vrouw haar katholieke jeugd in de jaren vijftig. Ze is de jongste in een gezin met vier kinderen en een alleenstaande, eigenzinnige, niet gemakkelijke moeder. Er is nauwelijks geld en als het er is, gaat het naar de talentvolle broer die goed viool speelt. Ook merkt het kind, door opmerkingen van haar oudere zusje en de nonnen op school, dat er iets geheimzinnigs met haar is, ze is anders dan haar broers en zusje, maar in welk opzicht weet ze niet. Als ze twaalf is, vertelt haar moeder haar de waarheid die bevrijdend werkt en haar haar moeder beter doet begrijpen. Goed en fijnzinnig geschreven psychologische roman met een overtuigend portret van zowel moeder en dochter als het gezinsleven in de jaren vijftig. De auteur (1950) schreef al vele jeugdboeken en een aantal psychologische thrillers voor volwassenen rond inspecteur Vegter, dit is haar eerste psychologische roman. Normale druk.