De auteur, een Nederlands-Zwitsers historicus, verdedigt in dit boek de stelling dat dictatuur niet alleen op terreur wordt gebouwd, maar ook op persoonsverheerlijking. Deze cultus van de persoon van de leider behoort tot het hart van de dictatuur. De auteur laat in acht hoofdstukken over acht twintigste-eeuwse dictators, zoals Mussolini, Hitler, Stalin en Mao, zien hoe belangrijk de persoonsverheerlijking was. Door deze niet-reële aanbidding van de leider werd een werkelijkheid geschapen waarin iedereen loog. In deze situatie kon je niemand geloven of vertrouwen. Dat bemoeilijkte samenzweringen en de trouw aan de leider werd tenslotte belangrijker dan de ideologie van de dictatuur. In deze schijnwereld is de dictator en zijn eventuele misrekening uiteindelijk het grootste gevaar voor de dictatuur. Het boek is voorzien van een katern zwart-witfoto's, een literatuurlijst, eindnoten en een register. Interessante inkijk in het functioneren van een dictator.