Tijdens de aardappelhongersnood in Ierland in 1867 was men in Engeland bang voor aanslagen door de Fenians, Ierse vrijheidsstrijders. Stephen Doyle, een Ierse emigrant keert vanuit Amerika terug naar Manchester, waar veel Ieren wonen, om een aanslag te plegen. Tegenover hem staat James O'Connor, een politieman uit Dublin, die aan de drank is geraakt en in Manchester een laatste kans krijgt. Hij hoort over een geplande aanslag en probeert die te voorkomen. De aanslag mislukt, maar er worden wel politiemensen gedood. O'Connor staat onder verdenking, neemt ontslag en reist Doyle achterna naar Amerika om wraak te nemen. De sfeer in Manchester wordt raak getroffen, waarbij het wantrouwen onder de Ierse inwoners onderling een rol speelt. Met verraders maakte men korte metten. Ook discriminatie door de Engelsen speelt een voorname rol. O'Connor is een boeiend personage, veel meer dan Doyle die, hoewel hij de bevelen geeft, toch een rol op de achtergrond speelt. Helaas haalt het slot van deze verder boeiende roman het niet bij de rest, alsof de schrijver moest zoeken naar een bevredigend einde. De Engelse auteur (1964) schreef eerder o.a. 'The North Water'.