De auteur vertelt over haar eenzame jeugd als geadopteerd kind van een kinderloos echtpaar in Noord-Engeland: een moeder met godsdienstwaanzin en een te zachte vader, arbeider in ploegendienst. Kil en afstandelijk opgevoed, veel gestraft en geslagen, met boeken als haar houvast, liep ze op haar zestiende weg toen ze verliefd was op een meisje. In 1978 toegelaten tot Oxford, studeerde ze Engels en werd een belangrijk auteur. In 2007 na een verbroken relatie ingestort, begint ze een zoektocht naar haar biologische moeder, vindt haar en herkent veel in haar. Maar na enige tijd merkt ze dat ze een ander soort contact wil dan zij. De belangrijke Engelse auteur (1959) publiceerde sinds haar bekroonde debuut 'Sinaasappels en demonen' fictie en non-fictie, waarin ze magisch-realisme, feminisme en filosofie combineert. Deze uitstekend geschreven, boeiende en oprechte memoires zijn het ware verhaal achter haar semi-autobiografische debuut en maken indringend duidelijk hoe haar jeugd haar vormde als mens en auteur. Goede vertaling.