De ongehuwde Maryse van Eeghen is bijna veertig jaar als ze het sleepschip erft van haar verongelukte zus en zwager. Ze vindt een zetschipper in de persoon van Kees Oversier. Samen met hem vaart ze o.a. op Duitsland. In de schipper vindt Maryse ook haar levenspartner. Ze trouwen en krijgen een dochter. Een paar maanden later breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Omdat ze niet gedwongen voor de Duitsers willen varen, wordt het schip verkocht. Voor hen begint een ander leven waarin ze hun weg moeten leren vinden, daarbij geholpen door een vast geloofsvertrouwen. Het boek is het zelfstandig te lezen derde en laatste deel over een schippersfamilie. Ook nu komt de lezer veel te weten over de binnenscheepvaart. De kennis hierover haalde de auteur uit haar familiegeschiedenis; haar vader en grootvader waren beide beurtschippers. Voor een grote lezerskring.