Het boek is bedoeld voor mensen met een basiskennis van de Nederlandse taal en kan in de les naast een leermethode gebruikt worden, maar ook voor zelfstudie. Als bron is het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader gebruikt en een aantal woordenboeken en leergangen NT2. De woorden zijn onderverdeeld in niveaus; zo komt er naast een basiswoordenschat van zo'n 3000 woorden ook een vervolgwoordenschat van nog eens 3000 woorden aan bod. De meeste elementaire woordenschat (1000 woorden) is ook weer apart gemarkeerd. Het boek is ingedeeld in 25 nuttige thema's, zoals 'gezondheid en geneeskunde', 'voeding, kleding, winkelen', 'kleuren en vormen', 'ruimte en tijd' en 'taal en communicatie'. Elk woord krijgt een definitie en/of illustratie en een eenvoudige voorbeeldzin. Streepjes onder de lettergrepen geven het accent aan. In kaders wordt extra informatie gegeven over de taal of cultuur. Achterin staat een alfabetisch register van woorden en woordcombinaties, wat in het geval van een thematisch woordenboek erg handig is. Met literatuurlijst.