Prachtige mengeling van fabel en queeste van de internationaal gelauwerde Ierse schrijver (1953). De Amerikaanse kunstenares Lena Knecht erft van haar Duitse vader een eerste editie van Joseph Roths roman De Rebellie (1924) over een rechtschapen oorlogsinvalide die na WO I zijn geld verdient als draaiorgelman, maar door een incident risée wordt. Ze is gefascineerd door een tekening op het eind van het boek , vermoedt een verborgen schat en reist naar Berlijn waar ze een expositie heeft om daar achter te komen. Ze krijgt iets met Armin, samen met zijn zus een voormalige vluchteling uit Tsjetsjenië die haar gestolen boek terugbrengt. Diens zus wordt gestalkt door een ex-vriend, die dreigt hem wat aan te doen als ze niet terugkeert. Het briljante fabelelement is het boek als verteller, die aldus ook zijn eigen geschiedenis en de getroebleerde van de joodse vluchteling Roth en zijn schizofrene vrouw Frieda vertelt. Al deze elementen (plus Lena's man Mike, een IT-specialist) komen elkaar deels spiegelend samen in een verrassende finale.