De auteur probeert drie historische verhalen te combineren tot een roman over wat componisten drijft tot innovaties in de muziek. Het begint met een fictieve lange brief van de Russische componist Igor Stravinsky aan de muziekhistoricus Glenn Watkins. Stravinsky was al langer gegrepen door het tragische leven van de Renaissance-componist Carlo Gesualdo, prins van Venosa en door zijn madrigalen, waarin stiltes al de emotionele rol spelen die zij pas veel later in moderne composities zouden krijgen. De legende wil dat Gesualdo zijn overspelige echtgenote en haar minnaar vermoordde en dat daarbij het kind werd gered waarvan zij zwanger was. In de roman wordt Gesualdo's leven beschreven aan de hand van een door zijn bediende Ardytti geschreven biografie, die Stravinsky tijdens een reis naar Napels in bezit zou hebben gekregen. Stravinsky wil van Watkins weten of hij denkt dat deze eeuwenoude biografie echt is en of Ardytti de feiten respecteert. Want Stravinsky is bezeten van het idee om een muzikaal monument voor Gesualdo te componeren - een ambitie die in 1960 werkelijkheid werd. Dit werk werd met prijzen gelauwerd, maar een lezer die zich niet kan inleven in componisten van modern-klassieke muziek, zal grote moeite hebben met deze roman, ondanks de thrillerelementen in de stijl.