De homo sapiens maakte zich los van de dierenwereld wanneer hij begon te jagen. Hij draaide de rollen om: hij was niet langer diegene die door de wilde dieren werd opgejaagd, maar ging zelf op jacht. Door een ingenieus gebruik van instrumenten (speer, pijl en boog) begon hij de natuur te beheersen en ontwikkelde hij een zelfbewustzijn. Jacht werd kennis. Hij keek op naar de hemel, naar de zone tussen Orion en Sirius, en las er de geschiedenis van de jagers. Het sterrenbeeld van Orion wordt in verschillende culturen als een jager afgebeeld. De archetypische figuren van de jager en het wilde dier lieten hun sporen na in mythen en riten. Calasso (1941) verwijst hoofdzakelijk naar Griekse en Egyptische mythologie, maar beperkt zich niet ertoe. Het wordt een reis door tijd en ruimte: de 'Enneaden' van Plotinus, de mysterin van Eleusis, de homerische hymnen en de Indische Saptarsi. Literair, filosofisch werk. Interessant maar geen gemakkelijk werk.