Moem ontwaakt te vroeg uit zijn winterslaap en ontdekt dat de wereld veranderd is in een voor hem onbekend wit en stil landschap. Hij voelt zich eenzaam, totdat hij meer wezens ontdekt die wakker zijn. Samen met hen wordt het een dolle boel in en rondom het Moeminhuis, totdat de lente aanbreekt. Een oorsponkelijk in 1957 uitgegeven deeltje uit de Moemin-serie* dat vanwege de absurde humor en de rijke fantasie tijdloos is. De trolachtige wezentjes hebben een eigen karakter en gedragen zich als mensen, waardoor hun (soms filosofische, soms naeve) gedachten en gevoelens herkenbaar zijn voor alle leeftijden. De humoristische zwart-witpentekeningen sluiten aan bij het verhaal. Overzichtelijke bladspiegel met brede marges. Het poetische taalgebruik en enkele moeilijke woorden (misnoegdheid) zijn pittig, maar passen in de verhaalsfeer. Achter in het boek staat informatie over de schrijfster, die voor haar werk de Hans Christian Andersenprijs ontving. Een verrassend, vrolijk, grappig, speels en lief fantasieverhaal. Uitermate geschikt om voor te lezen vanaf ca. 7 jaar, zelf lezen vanaf ca. 9 jaar. *'De komeet komt eraan', a.i. 2007-16-0-186 en 'De hoed van de tovenaar', a.i. 2007-16-0-185