In dit aangrijpende, maar ook duistere en zeer moeilijk te begrijpen werk analyseert Kierkegaard (1813-1855; onder pseudoniem van Vigilius Haufniensis, de 'wakende van Kopenhagen') verschillende aspecten van het begrip angst als de cruciale factor van al het menselijk doen en denken. Hij kijkt naar de relatie tussen existentiële angst en de erfzonde, en gaat in op de consequenties ervan in het dagelijks leven, de verschillende manieren om angst te ontvluchten, 'geesteloosheid' en de rol van het geloof. Dit boek beïnvloedde talloze filosofen en was grondleggend voor de stroming van de existentialistische filosofie. Lineke Buijs levert met dit boek de eerste echt nieuwe vertaling op in zestig jaar (bij Damon verscheen in 2009 nog een herziene vertaling van J. Sperna Weiland). En gezegd moet worden dat het boek, ondanks de extreem moeilijke inhoud, erg goed leest. Naast Kierkegaards eigen voetnoten bevat het boek verder geen noten of toelichtingen; die staan in het parallel aan deze vertaling verschenen boek van (Buijs' echtgenoot) Andries Visser 'Kierkegaard en het begrip angst : een leesgids'*. *a.i.'s deze week.