Alexis de Roode (1970, Hulst) voert in deze bundel vier perspectiefdragers op: De Dwaas, De Heerser, De Duivel en Het Oordeel, voor elk deel één. Toch zijn de inhoudelijke verschillen onderling kleiner dan daarmee gesuggereerd wordt. Centraal staat de spanning tussen de invloed die het individu op de realiteit uitoefent versus de werking van de buitenwereld op de bewuste eenling. De gedichten kennen een spontane, prozaïsche zegging die ook de nodige ironie bevat: 'Ik ga er werk van maken, de verbeterde schepping, / de fouten die Darwin en God hebben gemaakt, / de inborst van de mens afwerken, / bewustzijn in het productieproces brengen.' Vele hebben daarnaast een rijke beeldspraak. Ondanks de ambitieuze missie zijn er ook losse flodders aangebracht, zoals die nu eenmaal in de dagelijkse werkelijkheid voorkomen: 'ik weet niet wat ik moet zeggen'. Tal van woorden versterken de eigen tijd: ICT, consumentenbelofte, businessmodel, wellnessruimte. Tegelijk verwijst De Roode naar de ruimere geschiedenis van dictatuur en vernietigingskampen. Dat zorgt telkens voor onbehagen, indringendheid dus. Deze bundel is vooral geschikt voor de ware poëzieliefhebber.