De jaren '40 van de vorige eeuw. Een jonge vrouw zit klem tussen de raderen van de tijd. In haar buik groeit een kind waarvan de verwekker niets wil weten. Net zo min als haar tirannieke broer die haar uit de ouderlijke woning heeft gezet. Pastoor en nonnen ontfermen zich over de aanstaande moeder, maar hun uitgestoken handen verwachten wel wat terug. En hun lippen fluisteren: 'Afstaan, je moet dat kind afstaan...' In een tehuis voor ongehuwde moeders, in een stad ver weg van haar geboortegrond, moet ze in alle eenzaamheid een keuze maken. En ondertussen hoort ze de lokroep van een hoge toren die van een kolkende rivier overstemmen: kom maar, kom maar...
De roman 'Duiveldans' gaat over het maken van keuzes in een door oorlog getekend decennium, waarin vrije keuzes niet bestaan. Waarin elke vrije gedachte door kerk, gemeenschap en familie wordt vermorzeld. Waarin ook de Duitse bezetter groot en klein voor een keuze plaatst.