In dit tiende deel van de 'Vogelserie' beschrijft de auteur, kunstenaar en entomoloog, de merel aan de hand van de merels in zijn tuin. De merel is een geliefd studieobject voor wetenschappers. Er zijn vele soorten in allerlei kleurvariaties over de hele wereld. Ook op kleine schaal is er variatie. Stadsmerels, aangepast aan de mens, gedragen zich al anders dan bosmerels. Stads- en bosmerels uit dezelfde regio lijken meer op elkaar dan stadsmerels uit verschillende steden. De merels en de auteur bouwen een band op en de merelparen krijgen namen. Het proces van het vinden en winnen van territorium wordt met humor beschreven. Er zijn scheidingen en onderhandelingen en onderling contact bestaat uit seks of geweld. Ook de vrouwtjes staan hun mannetje, blijkt. De volle zang maakt indruk: '... merelmannen componeren, schaven en schrappen hun hele leven aan hun liedjes.' Ook broedgedrag, voeding (bessen, slakken, wormen), trek, predatoren (m.n. de kat) en kweek komen aan bod. 'De kracht van de merel is zijn aanpassingsvermogen.' Met zeer uitgebreide literatuurlijst en grappige zwart-witsilhouetjes. Op het omslag een kleurafbeelding van een merelmannetje. Van de auteur verscheen eerder 'Mereldagboek' (2010)*. *2009-41-1593 (2010/23).