In dit tweede deel van een voorgenomen trilogie bespreekt de auteur tien parabels (allegorische vertellingen) die voorkomen in het Nieuwe Testament. De parabels worden naar thema gerangschikt (barmhartigheid en vergeving; eenheid en veelheid; in de wijngaard van de geest). Deze verhalen worden gevonden bij de synoptische evangelin (Mattheus, Marcus en Lucas) en hebben pendanten in niet-canonieke evangelin (bijvoorbeeld Thomas). De auteur refereert ook aan vergelijkbare verhalen in boeddhistische en hindoestische teksten en een enkele islamitische. De parabels verwijzen, aldus de auteur, naar de spirituele mens, die leeft in een spiritueel heelal; ze kunnen worden gebruikt om een sprong in bewustzijn te maken. Nu er een nieuw tijdperk aankomt (tussen 2000 en 2012) is die sprong van levensbelang. Jezus wijst op de innerlijke Christos, de ingewijde in de mysterin, en die staat is voor ieder bereikbaar na volmaking of na vergeving van het karma. Dan volgt toetreding tot het hemelrijk. Deze lezing van de parabels is een gnostische (gericht op innerlijke, mystieke kennis). Het boek is overzichtelijk ingedeeld; de tekst is voornamelijk associatief en gericht op de eigen interpretatie. Theologisch tendentieus. Vervolg op 'Een zaaier ging uit' (2000)*. *a.i. 2000-47-0-082.