'Op zoek naar de verloren tijd', wellicht de belangrijkste roman van de twintigste eeuw, telt zeven delen. Dit is het derde deel, waarin de verteller de hertogin van Guermantes, van wie hij als jongen een mythologisch geproportioneerde voorstelling had, in persoon leert kennen, nog wel als buurvrouw. In zijn geheel analyseert deze sectie de geheimzinnige betovering, die de haute-volée van de Faubourg St. Germain had voor een petit bourgeois als de hoofdfiguur; de taal die nobele familiale fysieke overeenkomsten spreken, wordt ontcijferd. Leden van de roemruchte Guermantes-familie als Charlus en St. Loup, die in de volgende delen sleutelrollen spelen, worden geportretteerd. Zoals in het gehele werk, zijn ook hier concrete gebeurtenissen slechts aanleiding tot lang uitgesponnen gedachtenweefsels, als webben om de blind voortgonzende tijd in te vangen.