De hoofdpersoon, een erg knappe en jonge femme fatale, verlaat haar oudere echtgenoot voor een kunstschilder. Zij vestigen zich in een kleine badplaats aan de Oostzeekust. Hier komen ook veel adellijke landgenoten, die haar en haar reputatie kennen, en zij wordt verliefd op een jonge edelman. Dit heeft verstrekkende en tragische gevolgen. De Baltische auteur, graaf Eduard von Keyserling (oud-Duitse landadel, 1855-1918) voltooide de roman toen hij al vier jaar blind was. Met veel fantasie en verbale rijkdom weet hij niettemin de natuur in al haar pracht te visualiseren. Nog meer indruk maken zijn psychologische karakterbeschrijvingen van de verschillende personen en van het aristocratische milieu dat gedoemd was te verdwijnen. De zeer goede vertaling geeft de zwaarmoedige eindstemming, typerend voor deze auteur, goed weer in een navenant pozierijk taalgebruik, kenmerkend voor het late impressionisme.