Deze bloemlezing, samengesteld door Arnon Grunberg, bevat getuigenissen van twaalf mannen en één vrouw (Grunbergs moeder Hannelore Klein) die Auschwitz-Birkenau hebben overleefd. De bundel bevat een kleine tachtig fragmenten die een chronologisch overzicht geven van de omstandigheden in Auschwitz. 'Wat vermag literatuur, wat belooft zij, wat is haar ethisch kader, hoe is zij ingebed in de werkelijkheid, kan zij ons redden, waarvoor bestaat zij: al deze vragen die elke roman zou kunnen en moeten oproepen worden in het geval van kampliteratuur tot het uiterste gedreven', schrijft Grunberg in zijn inleiding. Hij heeft ook teksten opgenomen van Auschwitzoverlevenden die nadrukkelijk een roman over Auschwitz hebben willen schrijven. Grunberg wil laten zien dat die intentie geen verschil maakt. Memoires van SS'ers zijn niet opgenomen; uitsluitend de slachtoffers komen aan het woord. Een aanzienlijk deel van de bundel heeft betrekking op het Sonderkommando, bestaande uit joodse gevangenen die mannen, vrouwen en kinderen de gaskamers in moesten drijven en de lijken weg moesten slepen. Het boek is voorzien van korte biografische gegevens van de auteurs en een bronnenoverzicht.